Executieve FUncties
Je komt de term steeds vaker tegen: executieve functies.
Lange tijd werd aangenomen dat het intelligentieniveau vooral het schoolsucces bepaalt, maar de laatste jaren wordt steeds duidelijker dat zelfsturing misschien nog wel belangrijker is.
Op school helpen wij de executieve functies van kinderen te versterken door onder andere het spelen van spelletjes, plannen van het huiswerk, rollenspellen en groepsgesprekken.
Wat zijn Executieve Functies:
Executieve functies zijn hersenprocessen, net als taal of geheugen. Bij taal of geheugen weten we meteen wat er wordt bedoeld. De term 'executieve functies' lijkt ingewikkeld, maar dat valt mee. To execute betekent 'doen' of 'uitvoeren'. Dus executieve functies zijn de doe-processen in het brein, die ervoor zorgen dat we ons gedrag bewust kunnen sturen. Executieve functies zijn hersenprocessen die zelfsturing mogelijk maken.
Gedrag wordt niet altijd bewust gestuurd. Meestal niet zelfs. We laten ons vooral leiden door gewoonten, intuïtie en gevoel. En daar zijn weer hele andere hersenprocessen bij betrokken. Executieve functies spelen dus alleen een rol als het gaat om het bewust sturen van gedrag en gedachten. Dat merk je vooral bij het maken van keuzes. Je overweegt om iets te doen, of juist niet te doen.
Executieve functies zijn te verdelen in drie hersenprocessen, namelijk inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit.
Inhibitie maakt het mogelijk om impulsen (prikkels) te onderdrukken. Bijvoorbeeld als je graag wilt beginnen met eten, maar nog even moet wachten tot iedereen zit.
Werkgeheugen: dit is de tijdelijke opslagcapaciteit van ons brein, waarin we informatie bewerken. Bijvoorbeeld het maken van een rekensom, dan bewerk je de getallen in je hoofd.
Flexibiliteit maakt het mogelijk om je te kunnen aanpassen als iets verandert. Bijvoorbeeld iets anders bedenken als je afspraak heeft afgezegd.
Daarnaast zijn er nog andere functies, maar die zijn moeilijker te onderscheiden of te herkennen, namelijk:
Plannen en ordenen: het vermogen om vooruit te denken, een plan te maken, in te schatten hoe lang iets duurt, prioriteiten te stellen, beslissingen te nemen.
Gedragsevaluatie: het gebruiken van feedback uit je omgeving (bijvoorbeeld de gezichtsuitdrukking van een ander) om je eigen gedrag aan te passen, in de gaten hebben wat het effect is van jouw gedrag op dat van een ander.